Diep in het bos, lui uitgestrekt op een dikke boomstam, ligt een enorme leeuw te soezen in het zonnetje. Tot een ogenblik geleden dan, want het geluid van zacht knappende twijgjes liet hem één oog openen. Vlak voor hem, midden in een open plek tussen de bomen, is een zwart dof vogeltje geland.
Het beestje doet zo te zien pogingen om te fluiten. Hij schraapt zijn keel, maakt aanstalten om te gaan zingen en… niets. Niet één keer, vele keren. Totdat, uiteindelijk, één langzame traan uit zijn ooghoek over zijn knalrode snavel op de grond valt. Lees verder Brullen en zingen